Van 1914 tot 1918 woedde de Eerste Wereldoorlog. Nederland was neutraal in die periode, maar werd geconfronteerd met de gevolgen van deze oorlog. De handel stagneerde en gevaren op zee namen toe door de onbeperkte duikbotenoorlog van 1917. Naast deze gevolgen werd Nederland plots geconfronteerd met een enorme vluchtelingenstroom. Ruim een miljoen vluchtelingen moesten worden opgevangen in Nederland. Deze vluchtelingen verspreidden zich over heel Nederland. In Oldebroek en Harderwijk waren onder andere kampen voor geïnterneerde militairen. Daarnaast werden ook burgervluchtelingen opgevangen in diverse plaatsen waaronder Oldebroek en Nunspeet.
Vluchtoord Nunspeet
Het opvangkamp in Nunspeet was het eerste kamp dat verrees. In november 1914 begon men met het bouwen van het kamp. Zo'n zeventig barakken werden verdeeld in vier kwartieren en besloegen samen zo'n 25 hectare. Het vluchtoord leek van alle gemakken voorzien, zo was er een school, kerk, polikliniek, kinderopvang, een theater en eet- en slaapbarakken. De capaciteit was berekend op 13.000 personen, maar het hoogste aantal opgevangen vluchtelingen lag rond de 6500 mensen.
Het vluchtoord weerspiegelde alle aspecten van de samenleving, zelfs minder gewenste componenten waren aanwezig. Voor 'overtreders van de wet' was er de barak 'Congo'. Dames van lichte zeden waren aanwezig in de barak 'Jan Steen'.
Hoewel het op het eerste oog leek alsof het kamp goed georganiseerd was, liet de gezondheidssituatie veel te wensen over. In 1915 stierven meer dan 250 kinderen tijdens een epidemie. Ook de Spaanse griep sloeg hard toe in het kamp.
Na de oorlog is het vluchtoord in 1919 afgebroken. Op deze plek is later een woonwijk gebouwd, dat ook wel het 'Belgenkamp' wordt genoemd. De plek is te herkennen aan de straatnamen die zijn genoemd naar leden van het Belgische koningshuis.
Legerkamp Oldebroek en Moensdorp
Het legerkamp Oldebroek werd in de negentiende eeuw aangelegd als oefenterrein voor de landmacht. In het begin van de Eerste Wereldoorlog werden hier vluchtelingen ondergebracht. Door het Landonzijdigheidsverdrag werden gevluchte Belgische militairen ontwapend en geïnterneerd zodra zij de grens overstaken. De kazernes bleken al snel de klein voor de opvang van alle vluchtelingen. Daarom werd gezocht naar alternatieve oplossingen. In 1915 was het Legerkamp gereed voor de opvang van 3500 geïnterneerden. De militairen verbleven in barakken. Naast barakken was er ook een kantine, bibliotheek en school aanwezig. Het legerkamp Oldebroek is niet lang een opvanglocatie geweest. In 1916 vertrokken circa 2000 geïnterneerden naar Kamp Harderwijk. Op 1 september van dat jaar werd Oldebroek als vluchtelingenkamp officieel opgeheven.
Veel geïnterneerden waren gehuwd en werden gevolgd door hun - naar Nederland gevluchte - gezin. Huisvesting was voor deze vluchtelingen noodzakelijk, want zij konden niet in het Legerkamp verblijven. Daarom werd in de omgeving Moensdorp gebouwd. Dat lag aan de weg tussen het station (nu station 't Harde) en het legerkamp. Ook de inwoners van dit 'vrouwendorp' werden in 1916 overgebracht naar Harderwijk. Daar werd - naar Oldebroeker voorbeeld - eveneens een vrouwendorp opgericht: Heidekamp. Later werd ook vrouwenkamp Leopold gebouwd.
Opvang in Harderwijk
Harderwijk was sinds jaar en dag een militairbolwerk en was daarom bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog één
van de aangewezen plekken om gevluchte militairen op te vangen. In oktober 1914 kwamen zo'n 13.000 vluchtelingen de stad binnen. Het bleek snel dat er te weinig plek was. Buiten de stad was een tentenkamp gebouwd, die al snel werden vervangen door barakken. Net als in Nunspeet en Oldebroek ontstond er een compleet dorp. Niet dat men vrij was om in en uit te lopen, want het was niet de bedoeling dat de geïnterneerden vrij over straat mochten gaan. Dat beleid werd na mate de oorlog vorderde iets versoepeld. Zo mocht men af en toe de binnenstad van Harderwijk bezoeken.
Net als in Nunspeet was de situatie hier niet gemakkelijk. Er was weinig privacy en de gezondheidssituatie van veel bewoners was ronduit slecht. Om verveling tegen te gaan werden er allerlei sportverenigingen en muziekkorpsen opgericht. Het meest bijzondere bouwwerk in het Belgenkamp was de wielerbaan, die 400 meter besloeg en daarmee de grootste baan van Nederland was.
Vandaag de dag is niks meer over van het kamp in Harderwijk. Na de oorlog is het afgebroken. Het enige wat doet herinneren aan de aanwezigheid van de Belgische vluchtelingen zijn de graven van hen die in Nederland zijn overleden en begraven zijn op Oostergaarde. Veel van deze overledenen zijn in 1918 overleden aan de Spaanse griep, die enorm heerste in het opvangkamp.
Onderzoek in de collecties van het Streekarchivariaat Noordwest-Veluwe
De Belgische vluchtelingen hebben hun sporen nagelaten in de archieven die nu deel uitmaken van de collecties van het SNWV. We werken er hard aan om alle documentatie rondom deze vluchtelingen toegankelijk te maken en beschikbaar te stellen. Heb je een vraag over de vluchtelingen? Neem dan gerust contact met ons op via het contactformulier.