4010 Ambtsjonkers en municipaliteit Ambt Ermelo, 1660-1810
Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.
Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:
• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen
De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.
De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.
De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.
Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

Aan het hoofd van een scholtambt stond een scholt (schout), benoemd door het gewestelijk bestuur (voorheen door de Graven en Hertogen van Gelre). Deze scholt was niet alleen hoofd van politie en hulpofficier van justitie, maar ook deurwaarder en ambtssecretaris. Tevens had hij de zorg voor wegen en bruggen en voor hem werden transportacten, boedelscheidingen en testamenten verleden (taken die later door de notaris werden overgenomen).
Toen de benoeming tot scholt nog door de Graven van Gelre werden verricht, verkeerden deze laatsten vanwege de vele te voeren oorlogen voortdurend in geldnood. Voor een particuliere geldlening kon in die tijd bijvoorbeeld een scholtambt in pand worden gegeven. Omdat de geldnood bleef, betekende dit in de praktijk dat de positie van de scholt bijna erfelijk te noemen was en zelfs verkoopbaar was. Een bekende scholtendynastie was de familie Van Coot gedurende de 16e en 17e eeuw.
Geleidelijk wisten deze edelen, ambtsjonkers genaamd, het gezag van de scholt terug te dringen. Het bestuurlijke gezag werd gezamenlijk door scholt en ambtsjonkers uitgeoefend. Waar de scholt zijn eigen bevoegdheid in zake politie behield, bemoeiden de jonkers zich hoofdzakelijk met de bestuurlijke en financiële zaken.
Naast de ene scholt was er een wisselend aantal ambtsjonkers, vaak twee of drie. Iedere jonker kon ambtsjonker worden, mits hij ten minste 22 jaar oud was, in het ambt woonachtig was (hoewel hier nogal eens de hand mee werd gelicht) en hier onroerende goederen bezat voor een behoorlijke waarde.
Ook moest men kunnen bewijzen dat zijn voorouders reeds in 1500 tot de adelstand behoorden.
De oudste ambtsjonker fungeerde meestal tevens als ambtsontvanger, of hij liet een ander deze taak waarnemen.
De ambtsjonkers namen ook deel aan het jaarlijks te Ermelo te houden Hoogadelijk Landgericht. Hier kwamen alle zaken aan de orde, die vaak gedurende een jaar waren opgespaard.
Paul van Arnhem (1593)
Zeger van Arnhem (1622)
Paul van Arnhem (1663-1673)
Johan van Wijnbergen (1663)
Ditmar van Wijnbergen (1663)
Rudolph van de Clooster tot Rhebruggen (1675-c.1700)
Wilhelm van Haersolte (1690)
Wolter Joseph van Wijnbergen (1697)
Johan van Wijnbergen (1700-1710)
Wichman Joost van Wijnbergen (1711-1725)
Frederik Willem baron Van Spaen (1714-1735)
Sijwert Johan van Wijnbergen (1720)
Alexander Diderik baron Van Spaen (1734-1764)
P.H. van Goldstein (1764-1770, waarnemend namens de Drost)
Adolph Pieter Carel baron Van Spaen (1770-1793)
Anthony Frederik Robert Evert baron van Haersolte (1777-1790)
Anthony Frederik Robert Evert baron van Haersolte (1793-1795, waarnemend namens de Drost)
In deze Franse tijd verandert er veel en de ontwikkelingen volgen elkaar snel op. In april 1798 wordt het ambtsbestuur ontbonden en wordt een gemeentebestuur van Nunspeet ingesteld. Dit bestuur heeft als werkgebied de voormalige ambten Ermelo, Doornspijk en Oldebroek). Nog geen tien maanden later wordt deze nieuwe situatie weer teruggedraaid en is het weer zo als vóór april 1798.
In 1802 verandert de inrichting van het bestuur opnieuw. De Drost of Baljuw van de West-Veluwe woont vanaf dan de vergaderingen van de municipaliteit bij.
Door de inlijving in 1810 van de Nederlanden bij het Franse Keizerrijk verandert de situatie nogmaals, waarbij een zelfstandige Mairie Nunspeet ontstaat. Met deze ontwikkeling eindigt de hier behandelde periode.
De schriftelijke neerslag van de hierboven vermelde activiteiten van de ambtsjonkers en vanaf 1795 van de municipaliteit is terug te vinden in het enig overgebleven resolutieboek over de periode 1660-1810. Vaak werd slechts een enkele maal per jaar vergaderd en werd niet al te veel genoteerd. Bij raadpleging is een praktisch probleem dat hele gedeelten van de tekst niet of nauwelijks leesbaar zijn door vochtschade.
Het resolutieboek is in 1938 door de binder van het rijksarchief in Gelderland gerestaureerd. Het boek is van een nieuwe band voorzien en de pagina's zijn verstevigd met Japans papier.
In 1992, vijf jaar na de benoeming van de heer J. Tabak tot streekarchivaris, zeggen Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nunspeet de overeenkomst met de rijksarchivaris op. Kort daarna wordt het resolutieboek overgebracht naar de openbare archiefbewaarplaats van de gemeente Nunspeet.