Met een vitte hoor je erbij
Aangesloten bij de Hanze was als stad één ding en had bepaalde voordelen. Het hoogtepunt van een Hanzelidmaatschap was echter een handelsnederzetting op het eiland Schonen (tegenwoordig Skåne), of een andere plek zoals Bergen in Noorwegen of het eiland Rügen. Zo’n handelsnederzetting, binnen de hanze een vitte genoemd, was een afgebakende plek waar je als stad een nederzetting kon bouwen. Op de vitte kon gehandeld worden, maar een vitte was vaak vlakbij een (jaar)markt gelegen, waardoor het nog gemakkelijker was om te handelen met andere (Hanze)steden.
Dat Schonen zo’n belangrijke plaats was om een vitte te verkrijgen, kwam doordat de middeleeuwse haringvisserij zich vooral in de Oostzee concentreerde. Schonen was wisselend Deens en Zweeds grondgebied. Maar als een vitte aan een Hanzestad werd gegeven had men daar een autonome jurisdictie. Dat betekende dat de vitte werd bestuurd volgens het recht van de moederstad en er werd gehandeld op eigen voorwaarden. De eerste vitte ontstond aan het begin van de dertiende eeuw en had het karakter van een haringmarkt. Later ontwikkelden vittes zich tot markten met een breed productaanbod.
Verkrijgen van een vitte
Een vitte werd verkregen door een contract af te sluiten met de Deense of Zweedse koning. De steden mochten dan de vittes bewonen in het seizoen van de jaarmarkten. Dat begon in augustus en eindigde in november. In het contract werden allerlei privileges vastgelegd, bijvoorbeeld hulp bij schipbreuk, de manier waarop je je vitte kon bereiken (lopend, met paarden en/of karren). Soms werden er ook tolafspraken gemaakt. Rechtspraak werd zelf gesproken, tenzij het misdrijf zo ernstig was dat men er de doodstraf voor kon krijgen. Dan sprak de koning recht.
Dagelijks leven in de vitte
De voogd was de centrale figuur van de vitte. Hij was belast als rechtshandhaver en
verantwoordelijk voor bestuurlijke, economische en buitenlandse zaken. Elke vitte zag er bijna hetzelfde uit. Er was een officiële openbare ruimte, waarin het voogdijgebouw, de kerk en een eventuele begraafplaats een plaats hadden. Daarnaast stonden gebouwen en tenten, bedoeld voor opslag, verwerking en verkoop van vis en andere handel. Kooplieden en ander personeel overnachtten ook in deze gebouwen. Naast dit alles, vond je ook alles wat je in een ‘normale’ samenleving vond, zoals bakkers, slagers, scheepsbouwers, taveernes en soms zelf bordelen. Tussen vittes onderling waren ook samenwerkingsverbanden. Als er recht werd gesproken, vormde men vaak samen met andere vittes een rechtbank.
Handelswaren
De Hanzehandel draaide in eerste instantie vooral om vis. Vooral haring was gewild én rijk aanwezig in de wateren van de Oostzee. De vraag naar vis als voedselbron was in de middeleeuwen significant gestegen door twee redenen: bevolkinggroei en het regels die door de Katholieke Kerk werden voorgeschreven. Op vrijdag en tijdens de vastenperiode mocht men namelijk geen vlees eten. Vis werd daarom gewild als voedselbron. Binnen de vissoorten was haring erg gewild door de hoge voedingswaarde in combinatie met een lage prijs.
Haring was dus het belangrijkste product in de vittes. Zout kwam daarna, want dat was nodig om de haring te conserveren; het zogenaamde haringkaken. Zout kwam uit Lüneburg en later uit Bretagne. Naast deze twee producten vond men ook wijn uit de Rijnstreek, stokvis uit Noorwegen, wol uit Engeland, laken uit de Nederlanden, bier uit Hamburg en Bremen. Zout en mout uit de Noord-Duitse en Baltische kuststreek. Potas (kaliumhoudende zouten; gebruikt bij productie van glas, zeep etc.), bont, bijenwas, honing, hout, hennep, hop, metalen, paarden, scheepsankers, brood, kaas, noten, zalm en zwavel kon men tevens vinden als handelswaar in de vittes.
Elburg als Hanzelid
Wanneer Elburg lid werd van de Hanze, weten we niet precies. De overgeleverde archiefstukken geven ons daar geen duidelijk beeld van. De oudst overgeleverde archieven die betrekking hebben op de Hanze en het lidmaatschap van Elburg komen uit 1365.
Hetgeen het lidmaatschap van Elburg zeker bevestigd is de toewijzing van een vitte in 1368. Dat was echter geen toeval…
Hanze kijkt met argwaan naar Waldemar IV
Geen toeval, maar wat dan wel? Schonen was wisselend in eigendom van de Deense en Zweedse koning. Vanwege de handel voerden de landsheren daar voortdurend strijd over. In 1360 veroverd de Deense koning Waldemar IV Schonen van de Zweden. Waldemar IV voerde een agressieve machtspolitiek en wilde die macht steeds meer uitbreiden. Hij beheerste bijvoorbeeld de jaarmarkten op Schonen en Gotland, waar hij steden uit het Oost- en Noordzeegebied extra belastingen liet betalen. Ook verhoogde hij toltarieven en wilde hij niet de privileges van de Hanzesteden bevestigen. Van 1361 en 1363 werd daarom al oorlog gevoerd tussen de Hanze en Waldemar. Deze oorlog veranderde niet veel aan de situatie.
In 1367 komt daar verandering wanneer 57 Hanzesteden een militair verbond sloten op de Hanzedag te Keulen: de Keulse Confederatie. Dit moest een einde maken aan de expansiedrift van Waldemar IV.3 De Nederlandse steden Elburg, Harderwijk, Deventer, Zutphen, Utrecht, Zwolle en Hasselt sluiten zich bij de confederatie aan.
In Zweden vindt in die tijd een machtswisseling plaats. Magnus II wordt afgezet ten gunste van zijn zoon Albert. Albert ziet in de oorlog, die de Keulse confederatie heeft verklaard aan de Denen, een uitgelezen kans om zijn ‘land’ weer te veroveren op Waldemar IV. Om de Nederlandse steden te bedanken voor steun geeft hij de steden Elburg, Harderwijk, Deventer, Zutphen, Utrecht, Zwolle en Hasselt privileges of herbevestigt hij de privileges die al eerder zijn uitgegeven.
Zo krijgt Elburg een vitte op Schonen. De privileges van de stad Harderwijk worden herbevestigd door koning Albert. De Harderwijkers hadden namelijk in 1316 een vitte toegewezen gekregen (overigens van de Deense koning Erik(!)).De Keulse Confederatie kwam overduidelijk als winnaar uit de bus. In 1370 werd de Vrede van Stralsund gesloten. Hierin werd opgenomen dat de Deense koning Waldemar IV alle privileges respecteerde – ook die door koning Albert waren uitgegeven - en dat de overwinnaars recht hadden op 15 jaar herstelbetalingen. De vrede van Stralsund werd ondertekend (en gezegeld) door de steden “Campen, Dheventer, Utrecht, Swolle, Haslet, Gronyngen, Cyrixee, Brele, Middelborgh, Arrmuse, Herderwiik, Sutphen, Elleborgh, Stovern, Dordrecht en Amsterdamme” 4
Een vitte voor Elburg
Zo kwamen de Elburgers aan een vitte op Schonen. Een welkome impuls voor de Hanzehandel van Elburg. De stad kent dan een enorme bloei periode, die een tijdlang voortduurt. Zo ontwikkeld de stad zich dertig jaar later van een lintdorp naar een heuse hagelnieuwe vestingstad. Aan het stratenplan dat toen is aangelegd, is in circa 600 jaar nog nauwelijks veranderd.
En de vitte? Ja, die raken de Elburgers op een gegeven moment toch weer kwijt. In 1444 wordt het recht echter herbevestigd en mogen ze weer handelen op Schonen.
De oorkondes die toen zijn uitgegeven worden nog steeds bewaard bij het Streekarchivariaat Noordwest-Veluwe. En wist je dat de oorkonde uit 1368 dit jaar een jubileum beleeft? Op 25 juli is het 655 jaar geleden dat de oorkonde werd uitgeven. Reden genoeg voor een feestje!
Dit is een achtergrondartikel bij Het Hanze Hoorspel, dé Hanze podcast van het Streekarchivariaat Noordwest-Veluwe. Het Hanze Hoorspel is geproduceerd door Gus Maussen On-Site Storytelling & Podcasts, in opdracht van het Streekarchivariaat Noordwest-Veluwe in samenwerking met Oudheidkundige Vereniging Arent thoe Boecop en Jeugdtheaterschool Elburg. Met speciale dank aan de stemacteurs: Jeannet Mondria, Karen Sangers, Kees van de Streek, Wilfred ten Have, Ryan (14), Wietse (12), Nora (12) en Iris (11).